De bloeiperiode van Cambodja: het Rijk van Ankor (800-1431)

Begin 9e eeuw keerde een in Java opgevoede Khmer-prins terug naar het huidige Cambodja. De gebieden die door de Khmer waren bewoond, werden door hem onafhankelijk verklaard. Hij liet zichzelf kronen tot de goddelijke koning Jayavarman II. Hij werd de grondlegger van een van de machtigste Zuidoost-Aziatische rijken ooit: het Rijk van Angkor. Hij noemde dit rijk Kambujadesa, later verbasterd tot Cambodja en Kampuchea. Perioden van eenheid en groei werden afgewisseld met perioden van verdeeldheid en achteruitgang. In het begin van de 11e eeuw werd het verdeelde rijk door Suryavarman I weer herenigd en uitgebreid met grote delen van Laos en Thailand. Onder zijn opvolger Suryavarman II beleefde Cambodja een gouden periode. Hij veroverde het rijk van Champa in het zuiden van Vietnam en knoopte betrekkingen met China aan. Hij liet tevens Angkor Wat bouwen, een van de grootste religieuze bouwwerken ter wereld. Dit kostte echter zoveel geld dat er weinig geld overbleef voor het leger. Champa maakte hier weer gretig gebruik van en veroverde de hoofdstad Angkor in 1177. Pas onder koning Jayavarman VII  werden de Cham verdreven. Geïnspireerd door dit succes ging hij door en breidde zijn rijk uit tot ongekende grootte. Het Khmer-rijk omvatte in die tijd het huidige Thailand, Laos, en delen van Birma, Vietnam en Maleisië. Het boeddhisme werd ingevoerd als staatsfilosofie.
Na de dood van Jayavarman VII viel het rijk al snel ten prooi aan machtige staten in de buurlanden.
 In 1431 werd de hoofdstad definitief ingenomen. De koningen van Cambodja vestigden zich in Phnom Penh.

Terug